Het kiescollege, bestaande uit 10 leden, is belast met de belangrijke taak om uiteindelijk de Amerikaanse president te kiezen. Deze leden worden vaak aangeduid met de term “electors” in het Engels, maar in het Nederlands worden ze vaak simpelweg het “kiescollege” genoemd.
Het kiescollege bestaat uit electors die door elke staat worden aangewezen op basis van het aantal zetels dat de staat heeft in het Congres. In totaal zijn er 538 electors in het kiescollege, waarvan er 270 nodig zijn om de president te kiezen. Elke staat heeft een bepaald aantal electors op basis van hun bevolking en vertegenwoordiging in het Congres.
De electors worden meestal gekozen tijdens de presidentsverkiezingen in november, waarbij de kiezers stemmen op een kandidaat voor het presidentschap en vicepresidentschap. De winnaar van de verkiezing in elke staat krijgt alle electors van die staat toegewezen, met uitzondering van Maine en Nebraska, die een systeem van proportionele toewijzing hanteren.
Het kiescollege komt vervolgens bijeen in december om formeel de president en vicepresident te kiezen. De electors stemmen op basis van de resultaten van de verkiezingen in hun staat, maar er zijn gevallen geweest waarin electors hun stem hebben uitgebracht op een andere kandidaat dan degene die ze moesten steunen.
Het kiescollege en het systeem van het Electoral College zijn onderwerp van debat geweest, met critici die wijzen op het feit dat het mogelijk is voor een kandidaat om de populaire stem te verliezen en toch de verkiezingen te winnen door het kiescollege. Desondanks blijft het kiescollege een belangrijk onderdeel van het Amerikaanse verkiezingssysteem en speelt het een cruciale rol bij het kiezen van de president van de Verenigde Staten.