De afgelopen jaren is er een opvallende trend gaande onder mensen die ervan verdacht worden van misdaden in Europa: steeds meer van hen durven niet meer naar Europa te reizen uit angst om gearresteerd te worden.
Deze angst is begrijpelijk, gezien het feit dat Europese landen steeds actiever worden in het opsporen en vervolgen van criminelen, met name op het gebied van terrorisme, mensenhandel en drugshandel. Europese landen werken steeds nauwer samen op het gebied van justitie en veiligheid, waardoor het voor criminelen steeds lastiger wordt om zich te verbergen.
Een recent voorbeeld van deze trend is de zaak van de voormalige Catalaanse leider Carles Puigdemont. Puigdemont vluchtte in 2017 naar België om aan vervolging in Spanje te ontsnappen wegens zijn rol in het organiseren van het omstreden Catalaanse onafhankelijkheidsreferendum. Sindsdien durft hij niet meer naar Spanje of een ander Europees land te reizen, uit angst om gearresteerd te worden.
Maar het is niet alleen Puigdemont die deze angst deelt. Ook andere verdachten van misdaden in Europa vermijden steeds vaker Europese landen uit angst voor arrestatie. Dit geldt met name voor criminelen die internationaal gezocht worden, zoals leden van terroristische organisaties of mensenhandelnetwerken.
Deze ontwikkeling heeft zowel voor- als nadelen. Enerzijds zorgt het ervoor dat criminelen minder kans krijgen om aan vervolging te ontsnappen en dat de veiligheid in Europa verbetert. Anderzijds kan het ook leiden tot een verdere versnippering van de wereld, waarbij criminelen steeds meer naar niet-Europese landen uitwijken om aan vervolging te ontsnappen.
Het is duidelijk dat de globalisering van de wereld ook zijn keerzijde heeft, namelijk dat criminelen steeds creatiever moeten worden om aan vervolging te ontsnappen. Het is aan Europese landen om samen te blijven werken en ervoor te zorgen dat criminelen nergens veilig zijn, waar ter wereld ze zich ook bevinden. Alleen op die manier kan de veiligheid en de rechtvaardigheid in Europa gewaarborgd blijven.