In de jaren 20 van de vorige eeuw ondernam de Verenigde Staten een ambitieuze poging om alcohol te verbieden, bekend als de Prohibition. Deze periode van drooglegging was een beweging die vooral werd gesteund door conservatieve christelijke groeperingen die alcohol als immoreel beschouwden.
De Prohibition werd officieel ingevoerd met het 18e amendement van de Amerikaanse grondwet in 1920. Het was een poging om de sociale problemen veroorzaakt door overmatig alcoholgebruik, zoals huiselijk geweld, armoede en criminaliteit, aan te pakken.
Echter, de Prohibition leidde tot een toename van illegale dranksmokkel en georganiseerde misdaad. Gangsters zoals Al Capone profiteerden van de illegale verkoop van alcohol en groeiden uit tot machtige figuren in de onderwereld.
De Prohibition was uiteindelijk een mislukking en werd ingetrokken met het 21e amendement in 1933. Het experiment om alcohol te verbieden had niet het gewenste effect en leidde alleen maar tot meer problemen.
Tegenwoordig wordt de Prohibition gezien als een belangrijke les in de geschiedenis van de Verenigde Staten, waaruit blijkt dat het verbieden van bepaalde goederen en diensten niet altijd de beste oplossing is voor maatschappelijke problemen. Het heeft geleid tot een grotere nadruk op regulering en controle in plaats van volledige verboden.