Als een wielrenner die draagt ziet het er rooskleurig voor hem uit. Dit gezegde komt uit de wielersport en verwijst naar het feit dat een wielrenner die de leiderstrui draagt in een etappekoers vaak in een goede positie verkeert. Het dragen van de leiderstrui betekent namelijk dat de renner op dat moment de beste is in het algemeen klassement en dat hij dus een goede kans maakt om de koers te winnen.
Het dragen van de leiderstrui brengt niet alleen prestige met zich mee, maar ook voordelen tijdens de koers. Zo krijgt de renner vaak extra ondersteuning van zijn ploeggenoten, die hem helpen om zijn positie te verdedigen en aanvallen van concurrenten af te slaan. Daarnaast zorgt het dragen van de leiderstrui voor extra motivatie en zelfvertrouwen bij de renner, waardoor hij vaak net dat beetje extra kan geven om zijn positie te behouden.
Maar het dragen van de leiderstrui brengt ook druk met zich mee. De renner wordt constant in de gaten gehouden door zijn concurrenten en moet alert zijn om geen fouten te maken. Ook kan het dragen van de leiderstrui fysiek zwaar zijn, omdat de renner vaak extra inspanningen moet leveren om zijn positie te verdedigen.
Al met al is het dragen van de leiderstrui dus een dubbel gevoel voor een wielrenner. Aan de ene kant brengt het prestige, voordelen en motivatie met zich mee, maar aan de andere kant brengt het ook druk en extra inspanningen met zich mee. Maar één ding is zeker: als een wielrenner die draagt ziet het er rooskleurig voor hem uit en heeft hij een goede kans om de koers te winnen.