Een vol punt bij judo staat bekend als “Ippon”. Deze term is afkomstig uit het Japans en wordt gebruikt in de sport van judo om een perfecte worp of houdgreep aan te duiden. Het behalen van een Ippon is de hoogst mogelijke score die een judoka kan behalen tijdens een wedstrijd en resulteert meestal in een directe overwinning.
Om een Ippon te behalen, moet een judoka zijn tegenstander op een gecontroleerde en krachtige manier op zijn rug werpen, waardoor de tegenstander volledig wordt gecontroleerd en de impact van de worp duidelijk is. Een andere manier om een Ippon te scoren is door een houdgreep toe te passen waarbij de tegenstander voor een bepaalde tijd volledig wordt gecontroleerd en niet in staat is om te ontsnappen.
Het behalen van een Ippon vereist niet alleen technische vaardigheid en kracht, maar ook mentale focus en discipline. Judoka’s streven er altijd naar om een Ippon te behalen, omdat het niet alleen een teken van superieure vaardigheid is, maar ook een snelle en effectieve manier om een wedstrijd te winnen.
Naast Ippon zijn er ook andere scores die kunnen worden behaald tijdens een judowedstrijd, zoals Waza-ari (half punt) en Yuko (klein punt). Deze scores worden toegekend op basis van de kwaliteit en impact van de worp of houdgreep en kunnen bijdragen aan de totale score van een judoka tijdens een wedstrijd.
Kortom, het behalen van een Ippon bij judo is een teken van technische excellentie en superioriteit en wordt gezien als de ultieme prestatie die een judoka kan behalen tijdens een wedstrijd. Het is een moment van triomf en voldoening voor zowel de judoka als zijn coach en supporters, en een herinnering aan de vaardigheid en toewijding die nodig zijn om uit te blinken in deze oude en nobele vechtsport.